De wijkverpleegkundige komt straks langs...het lijkt een zin uit vervlogen tijden. Maar niets is minder waar: de wijkverpleegkundige staat weer volop in de belangstelling. Als spin in het web bij zorgvragen van mensen dichtbij, vervult hij/zij samen met de huisarts een steeds grotere rol in ons vergrijzende land.
Zo’n taak is in een grote wijk als Brabantpark of Heusdenhout niet weggelegd voor maar één persoon. Er is vanuit verschillende organisaties een heel team actief en een deel van dit team mocht ik onlangs ontmoeten in Gezondheidscentrum Kapelhof in Heusdenhout.
Toen onze samenleving nog keurig was opgesplitst in heldere ‘zuilen’ ontstonden de kruisverenigingen. Verenigingen waarbij je je als burger naargelang je overtuiging bij aansloot. Deze verenigingen hielpen tot op zeer lokaal niveau zieken en gewonden en hadden een uitgebreid netwerk aan voorzieningen voor haar leden. De wijkzuster vervulde daar al een heel belangrijke rol in. Ze legde vaak de contacten tussen cliënt en zorgverlener en wist zo mensen op de juiste plek te krijgen.
Maar toen de verzuilde samenleving steeds verder afbrokkelde was ook de ‘noodzaak’ om een keuze te maken op basis van overtuiging minder groot. De verenigingen zagen in dat samenwerken handiger was en zo ontstond er uiteindelijk aan het begin van dit decennium een organisatie die de thuiszorg voor heel Breda regelde. Helder zou u zeggen, niets meer aan doen. Toch zou het ook hier niet bij blijven, want met name ingegeven door marktwerking in de zorg, ontstond er ook op dit terrein concurrentie. Verschillende organisaties wilden met hun eigenheid zorg dichtbij bieden zoals zij vonden dat de burger het verwachtte. En zo ontstond het systeem dat veel, heel veel organisaties om elkaars ‘cliënten’ streden. Vanuit een productiegerichte financiering werden de afzonderlijke organisaties betaald en ook door hun management vaak afgerekend. Een landelijke tendens, waarbij het maar zeer de vraag was of dat de zorg nu echt zoveel betaalbaarder, efficiënter en beter maakte zoals door de politiek was voorgespiegeld.
Gesteund door hun management ontstond er het afgelopen jaar in onze wijk juist een hele andere visie op zorg dichtbij. De wijkverpleegkundigen die voorheen elkaars concurrenten waren en niet teveel over beleid met elkaar praatten, besloten dat het sterker was de handen ineen te slaan. Vandaar dat we vandaag 22 oktober juist mét elkaar aan tafel zitten om te praten wat die veranderende rol dan is.
Daniëlle (Thebe): “Kernwaarde van de wijkverpleegkundige is om mensen te ondersteunen bij het zo lang mogelijk thuis blijven wonen. Daarvoor hebben we een heel netwerk rondom ons heen. Alleen opereren kan helemaal niet. Zorg reikt immers verder dan onze organisatie alleen. Zowel professionele organisaties als familie en mensen uit de wijk, ze dragen allemaal een steentje bij. “
Dat kan ook Paul, de wijkverpleegkundige van de Leystroom, die kantoor houdt in gezondheidscentrum Kapelhof, beamen: “Binnen de Leystroom ben ik momenteel de enige wijkverpleegkundige. Als iemand een morfinepomp nodig heeft, dan is daar 24/7 support voor nodig. Zoiets kan ik natuurlijk nooit alleen. Het is fijn dat ik tegenwoordig makkelijker terug kan vallen op mijn collega’s. Zo kunnen we in de basis de zorg verlenen zoals we dat willen en een beroep doen op anderen waar nodig. Organisaties die daarentegen weer geen goede faciliteiten hebben op het gebied van maaltijden of dagbesteding, zijn bij ons dan weer van harte welkom. Zo snijdt het mes aan twee kanten.”
Babette (Careyn): “Ik heb deze week vakantie en ben voor dit gesprek hier naartoe ‘gevlogen’ zonder mijn Careyn jasje aan te doen. Dat is eigenlijk wel heel symbolisch voor wat we in de wijk doen. Als wijkverpleegkundige moet je niet te beroerd zijn je jasje uit te trekken en te kijken waar de cliënt de beste zorg kan krijgen. Laagdrempelig en voor iedereen beschikbaar. Dat is het ultieme doel.”
Judith (Careyn):”Dat beschikbaar houden van zorg, dat doen we vooral met elkaar. Door mensen zelfredzaam te maken bereik je meer met minder. Als wijkverpleegkundige is het heerlijk om cliënten daarin te begeleiden. Het geeft ze bovendien een groter gevoel van eigenwaarde. Niemand wil immers volledig afhankelijk zijn van zorg.”
Bep is een tijd geleden gewisseld van werkgever en werkt nu voor Buurtzorg. Deze organisatie zet vooral in op zo min mogelijk zorgverleners bij één cliënt. Een tendens die bij meer organisaties ontstaat: “Ik werd helemaal gek van de productienormen in minuten uitgedrukt. Zes en een halve minuut om steunkousen aan te trekken, zoveel minuten om een boterham te smeren. Dat was niet te doen en in mijn ogen schijnefficiency. We hebben solidariteit nodig van zowel burgers als organisaties. Want alleen zo veranderen we het systeem van zorgen voor naar zorgen met elkaar. En dat voelt een stuk beter.”
Ook Celia werkzaam voor Elisabeth ZorgThuis, vervolgt: “Dat is inderdaad een goede verwoording van wat we nodig hebben. Als je HBO-V doet wil je natuurlijk liever niet alleen pleisters plakken, maar planmatig aan de slag. Dan denk je niet aan productienormen of uren zoals ze door het CIZ (Centrum Indicatiestelling Zorg) als indicatie zijn aangegeven. In de nieuwe situatie mogen we juist weer volgens een helder plan met het hele netwerk rondom een cliënt aan de slag. Zo min mogelijk professionele zorg en zoveel mogelijk zelfredzaamheid binnen de eigen vertrouwde omgeving. Dat is waar we als wijkverpleegkundigen voor staan. Natuurlijk, alle veranderingen die op ons afkomen blijven spannend, maar deze samenwerking is écht een verademing en we hopen als wijkverpleegkundig team dat dat nog lang zo mag blijven.”