Door Ton Dunk
Als je mij vanaf een afstand op de hoek van de Tilburgseweg en de Moleneindstraat ziet staan lijk ik een plaatje. Met mijn witgekalkt pleisterwerk sta ik er op zonnige dagen te blinken onder een grote eik. Een idyllisch, bijna landelijk tafereel. Maar schijn bedriegt. Als je mij van dichtbij bekijkt zie je pas hoe ik er werkelijk aan toe ben. Afgebladderde deuren en kozijnen, scheuren in het pleisterwerk en mijn dakgoten hangen hier en daar op half zes. Een blik door de stoffige ramen vertelt je dat het binnen al niet veel beter is. Het is er een zootje van heb ik jou daar. Weer en wind hebben door gaten en kieren vrij spel en er is jarenlang niet meer gestookt. Funest voor een oud pand als ik.
Hoe lang ik hier al sta weet ik niet precies meer. Ik moet ergens rond de eeuwwisseling de tel kwijt geraakt zijn. Dat ga je krijgen als je zo staat te verkommeren, je wordt nogal suf en onverschillig. Wel heb ik de grote eik naast mij vanaf de grond helemaal op zien groeien, ik moet dus al behoorlijk op leeftijd zijn. Ik heb ook mooie jaren gekend. Vooral op zwoele zomeravonden denk ik wel eens met weemoed terug aan tijden toen het een genot was om hier te staan. De Tilburgseweg was een drukke verkeersader, het ging er in de buurt levendig aan toe. In die tijd heb ik zelfs nog dienst gedaan als café. Binnen werd er gedronken, gebiljart, gelachen, geroddeld en carnaval gevierd. Er vielen zo nu en dan ook wel nare dingen voor, zelfs tot aan moord en doodslag en een illegale wietkwekerij toe. Maar dergelijke zaken hoorden er nu eenmaal bij en ik schaam mij er ook niet meer voor.
Nu zit er bij mij pas goed de klad in, men wil mij blijkbaar niet meer.
Ik vraag mijzelf vaak af wat er mis is met mij, maar uiteindelijk besef ik wel dat het weinig zin heeft om daar over te blijven piekeren. Ja, ik vang zo af en toe wel geruchten op. Ik zou nu eens verkocht, dan weer opgeknapt of zelfs gesloopt worden. Dat bestaan tussen hoop en vrees begint mij zoetjesaan behoorlijk op te breken, zo hoeft de sloophamer er niet eens aan te pas te komen.
Op mijn zijgevel staat & Restauratie geschreven. Ik ben vergeten wat er voor de & stond, maar dat interesseert mij trouwens niet meer. Je kunt de tekst opvatten als mijn schreeuw om hulp, misschien ook als een cynische grap van een lolbroek uit de buurt. Voor een van mijn ramen hangt een grote klok.
Het uurwerk staat op een wel heel aansprekend tijdstip stil. Er rest mij nu niets anders dan mijzelf neer te leggen bij de situatie, gelaten af te wachten wat er komen gaat. Maar ik ben een taaie en diep in mij koester ik toch nog altijd een sprankje hoop op een goede afloop.